Enquête legt verbeterpunten logopedisten Huntingtonpoli bloot
Enquête legt verbeterpunten logopedisten Huntingtonpoli bloot
Is er voldoende uitwisseling van informatie over cliënten met de ziekte van Huntington tussen logopedisten in de eerste lijn en de tweede lijn, de Huntingtonpoli? Met dit vraagstuk ging de HKNN-vakgroep van logopedisten aan de slag, wat resulteerde in een enquête die naar logopedisten in de eerste lijn werd gestuurd. Hieruit blijkt dat er veel goed gaat, maar op een aantal punten kan het nét iets beter.
De enquête werd gehouden naar aanleiding van het jaardoel van de vakgroep Logopedie en Huntington: komen tot heldere en eenduidige informatie over communicatie en slikproblemen voor mensen met de ziekte van Huntington, hun omgeving en zorgprofessionals. Vooral in de omgeving van Atlant en Noorderbreedte zijn het eerstelijns logopedisten die mensen met de ziekte van Huntington behandelen. Daarnaast komt de cliënt eens in het half jaar/jaar op de Huntingtonpoli, waar de logopedist van het multidisciplinaire team van de Huntingtonpoli een vinger aan de pols houdt. ‘We wilden graag weten hoe de eerstelijns logopedisten erbij zitten: in hoeverre is er samenwerking met de logopedist op de poli? En is er een scholingsbehoefte’, vertelt Kirsten Brouwer, logopedist bij Noorderbreedte en lid van de vakgroep Logopedie van HKNN.
Verslag naar de eerste lijn sturen
‘Daarnaast merkten we dat veel -vaak nieuwe- collega logopedisten op de Huntington-poli’s niet dezelfde werkwijze hebben. Niet iedereen stuurt bijvoorbeeld na een halfjaarlijks bezoek van de cliënt een verslag naar de behandelend logopedist in de eerste lijn.’ Dit blijkt ook uit de enquête-uitslag: ongeveer een kwart van de logopedisten in de eerste lijn krijgt soms of nooit na een polibezoek een terugkoppeling van de logopedist op de poli. ‘We hebben nu binnen de vakgroep Logopedie en Huntington de afspraak gemaakt dat je altijd een verslag stuurt na elk polibezoek’, zegt Brouwer.
Afspraak op de poli
Maar ook andersom wordt er niet altijd belangrijke informatie uitgewisseld. Zo stuurt meer dan een derde van de logopedisten in de eerste lijn geen logopedisch verslag naar de poli vlak voor een nieuw polibezoek van de cliënt. ‘Dit is voor onze waardevolle informatie, omdat wij cliënten een keer per half jaar zien, een momentopname’, zegt Brouwer, ‘cliënten kunnen dan pieken en een ander beeld laten zien dan thuis, een plek waar de eerstelijns logopedist de cliënt vaker ziet, en dus een completer beeld heeft.’
Brouwer vermoedt dat zo’n verslag niet verstuurd wordt, omdat logopedisten uit de eerste lijn niet altijd weten wanneer de cliënt op de poli komt. Brouwer: ‘Aan ons de taak om de nieuwe datum aan de logopedisten in de eerste lijn te communiceren, bijvoorbeeld via de mail. We hebben afgesproken om dit voortaan te gaan doen.’
Multidisciplinair behandelplan
Meer dan de helft van de respondenten geeft aan nooit een multidisciplinair behandelplan te ontvangen van de poli. ‘Toestemming van de cliënt om dit te delen is namelijk niet altijd gegeven. Het verschilt per organisatie wat de afspraken hierover zijn,’ legt Brouwer uit. ‘we hebben besproken om te kijken of we iets kunnen regelen om dit wel te mogen sturen. Deze informatie is belangrijk omdat er behandeldoelen in staan, ook op andere gebieden dan de logopedie. Maar die voor jou als behandelend therapeut belangrijk zijn om te weten. Educatie en bijsturen is ook een belangrijk onderdeel van je werk.’
Scholingsbehoefte
Niet alleen de samenwerking van de logopedisten in de eerste lijn en op de Huntingtonpoli werd met de enquête onder de loep genomen. Ook de behoefte aan scholing is bevraagd. En die is er: bijna zeventig procent van de respondenten geeft aan behoefte aan scholing te hebben.
Deze wensen liggen niet alleen op het logopedische vlak, vertelt Brouwer: ‘We merken dat er behoefte is aan een algemene scholing over de ziekte van Huntington, met kennis over de erfelijkheid, maar ook over gedragsverandering. Verder worden casusbesprekingen op prijs gesteld. Zoals: wanneer begin je met het inzetten van een hulpmiddel? Hoe ga je om met het verminderd ziekte-inzicht? De scholingen die er zijn, zijn gericht op de logopedisten op de poli. We willen dat deze ook extern beschikbaar zijn, zodat ook logopedisten uit de eerste lijn deze informatie krijgen.’
Pluspunten
‘Deze enquête brengt de verbeterpunten in beeld, én laat zien dat we al goed bezig zijn’, concludeert Brouwer. Zo geven alle logopedisten uit de eerste lijn aan dat de logopedist van de poli makkelijk benaderbaar is voor vragen over een casus. En meer dan tachtig procent van de respondenten geeft aan informatie over de ziekte van Huntington en over logopedie bij Huntington makkelijk te kunnen vinden. ‘Dat is fijn om te weten, en verder gaan we actief aan de slag met de verbeterpunten’, zegt Brouwer, ‘zodat we samen nóg betere logopedische zorg aan de cliënt kunnen bieden.’